Opgelet: wij ontvangen u voortaan alleen op afspraak in al onze kantoren

Douanewaarde uitgelegd

Douanewaarde is de waarde van de goederen voor de toepassing van het gemeenschappelijk douanetarief.

Het is de bepaling van de economische waarde van voor invoer aangegeven goederen. Samen met de oorsprong en de indeling vormt de douanewaarde de basis voor de vaststelling van de douaneschuld, die normaliter wordt berekend als een percentage van de douanewaarde (ad valorem).


Disclaimer: deze pagina is een samenvatting voor informatieve doeleinden. Alleen het Douanewetboek van de Unie wordt als authentiek beschouwd.
  • Hoe wordt de douanewaarde bepaald?

    Het is belangrijk om over regels te beschikken om de waarde van de goederen rechtvaardig, eenvormig en neutraal te kunnen vaststellen. Zo kan een juiste heffing van het recht bij invoer bekomen worden (fiscaal aspect) maar ook de loyale importeur beschermd worden tegen oneerlijke concurrentie (sociaal-economisch aspect).

    Er zijn 6 waarderingsmethoden:

    1. De transactiewaarde van de goederen
    2. De transactiewaarde van identieke goederen
    3. De transactiewaarde van soortgelijke goederen
    4. De aftrekmethode
    5. De methode van de berekende waarde
    6. De fall-backmethode

    De primaire basis voor de berekening van de douanewaarde van de goederen is de transactiewaarde van de ingevoerde goederen (artikel 70DWU). Dit is het werkelijk betaalde of te betalen bedrag bij verkoop voor uitvoer naar het douanegebied van de Unie.

    Indien de douanewaarde niet op basis van de transactiewaarde kan worden vastgesteld, wordt één van de vijf bijkomende douanewaardebepalingsmethoden gebruikt (artikel 74 lid 1 DWU). De methoden worden steeds in bovenstaande volgorde toegepast tot de waarde bepaald kan worden. De aangever heeft het recht de methode van de berekende waarde toe te passen in plaats van de aftrekmethode indien hij hierom verzoekt en de nodige informatie beschikbaar stelt.

    In vak 43 van het Enig Document moet de aangever de Uniecode vermelden voor de gebruikte waarderingsmethode. Deze codes vindt u in onderstaande tabel.

  • Wat is onderwaardering?

    Onderwaardering is het door een aangever opgeven van een waarde van ingevoerde goederen die lager is dan de echte waarde.

  • Hoe gaat de douane te werk bij controles inzake onderwaardering?

    Wanneer de AAD&A gegronde twijfels heeft of de aangegeven douanewaarde overeenstemt met het totaal betaalde of te betalen bedrag, kan de aangever om aanvullende informatie gevraagd worden (artikel 140 van de Uitvoeringsverordening). De douaneautoriteiten kunnen ook gegronde twijfels hebben bij de juistheid van de aangegeven waarde, zelfs indien ze noch de authenticiteit van de factuur, noch het bewijs van de gedane betalingen (teneinde de effectief betaalde prijs voor de ingevoerde goederen te bewijzen) hebben verworpen of anderszins in twijfel hebben getrokken. Dit kan o.a. het geval zijn wanneer de aangegeven douanewaarde de economische waarde van de ingevoerde goederen niet weerspiegelt (arrest van het Hof d.d. 16.06.2016 - zaak C291/15)

    • Wanneer hun twijfels niet worden weggenomen, kunnen de douaneautoriteiten besluiten dat de waarde van de goederen met een andere waardebepalingsmethode moet worden vastgesteld.
  • Hoe gaat de douane te werk bij vermoeden van onderwaardering?

    Indien er na de documentaire en/of fysieke verificatie een weerlegbaar vermoeden blijft bestaan dat de aangegeven waarde lager is dan de werkelijke waarde, is het aan de aangever om te bewijzen dat deze aangegeven waarde juist is door stukken voor te leggen.

    • Hetzij stukken die aantonen dat de aangegeven transactiewaarde toch juist is (met uitzondering van bv. de factuur en het betalingsbewijs die reeds werden voorgelegd).
    • Hetzij elk ander stuk dat de andere methodes inzake douanewaarde kan aantonen (identieke goederen, soortgelijke goederen, aftrek waarde, berekende waarde, redelijke middelen).

    Drie scenario’s kunnen zich hierna voordoen.

    • De aangever legt bijkomende bewijsstukken voor zodat de vermoedens inzake onderwaardering worden weerlegd en de verificatie wordt conform afgesloten. Er wordt geen overtredingsdossier opgesteld.
    • De aangever legt geen bewijsstukken voor waardoor het vermoeden inzake onderwaardering niet wordt weerlegd en de verificatie niet conform kan worden afgesloten. Er wordt een overtredingsdossier opgesteld.
    • De aangever legt bijkomende bewijsstukken voor die onvoldoende zijn om het vermoeden inzake onderwaardering weg te nemen waarna de verificatie als niet conform wordt afgesloten. Er wordt een overtredingsdossier opgesteld.
  • Welke bijkomende bewijsstukken kan een operator aanleveren?

    Een operator kan alle soorten bewijsstukken aanleveren die de twijfels over de aangegeven douanewaarde wegnemen; zoals bijvoorbeeld:

    • een document waaruit blijkt dat de aangegeven goederen van mindere kwaliteit zijn, en dat zij daarom worden aangegeven tegen een waarde die met een dergelijk kwaliteitsniveau overeenkomt.
    • (Een aangifte voor uitvoer in het land van uitvoer waaruit de ingevoerde goederen afkomstig zijn, met vermelding van de waarde die daar op het tijdstip van uitvoer werd aangegeven.)
    • De meest sluitende stukken zijn deze van een partij die geen deel uitmaakt van de contract relatie, maar waarin toch de waarde bevestigd wordt.
    • Bewijsstukken voor andere methodes: hetzij elk ander stuk dat de andere methodes inzake douanewaarde kan aantonen. De aangever kan informatie leveren om de aangegeven waarde te vergelijken met de waarde berekend met een bijkomende waardebepalingsmethode (identieke goederen, soortgelijke goederen, aftrekmethode, berekende waarde of fall-back methode (art. 74 DWU).
      • Gegevens (bv. aangifte, facturen, betalingsbewijzen, …) van een verkoop naar de Unie van identieke of soortgelijke goederen die eerder conform werden gevonden of tussen andere partijen (zie artikel 74 §2 a en b DWU).
      • Bewijzen van de prijs van de doorverkoop binnen de Unie met bijkomend bewijzen voor de aftrekelementen van artikel 142 §5 IA:
        • a) hetzij de commissies, hetzij de gebruikelijke opslagen voor winst en algemene kosten;
        • b) de gebruikelijke kosten van vervoer en verzekering en aanverwante kosten, gemaakt in het douanegebied van de Unie;
        • c) rechten bij invoer en andere belastingen die in het douanegebied van de Unie moeten worden voldaan vanwege de invoer of de verkoop van de goederen.
      • Boekhoudkundige stukken die aantonen wat de berekende waarde van de goederen is volgens artikel 74 §2 d van het DWU:
        • i) de kosten of de waarde van de materialen en van de vervaardiging of van andere, bij de voortbrenging van de ingevoerde goederen verrichte be- of verwerkingen;
        • ii) een bedrag voor winst en bedrijfskosten dat gelijk is aan het bedrag dat gewoonlijk in aanmerking wordt genomen wanneer producenten in het land van uitvoer goederen van dezelfde aard of dezelfde soort als die waarvan de waarde dient te worden bepaald, voor uitvoer naar de Unie verkopen;
        • iii) de kosten of waarde van de in artikel 71, lid 1, onder e), genoemde elementen.
      • Andere onafhankelijke gegevens die binnen de fall-backmethode (artikel 74 §3 DWU) bewijzen dat de aangegeven douanewaarde van de goederen wel degelijk overeenstemt met de economische waarde van de goederen.
  • Wat zijn de mogelijkheden bij het afhandelen van overtredingsdossiers?

     Er wordt een overtredingsdossier geopend wanneer het vermoeden inzake onderwaardering niet wordt weerlegd. Dit gebeurt als de aangever geen bewijsstukken of, bewijsstukken die onvoldoende zijn om het vermoeden inzake onderwaardering weg te nemen, heeft voorgelegd. De aangegeven transactiewaarde wordt niet aanvaard en de verificatie wordt niet conform afgesloten. Voor de bepaling van de waarde dient bijgevolg een bijkomende waardebepalingsmethode te worden gebruikt door de douane. De AAD&A zal de methodes in wettelijke volgorde onderzoeken om te zien of alle informatie beschikbaar is om deze toe te passen.

    Op basis van deze douanewaarde wordt een vrijstelling van bekeuren 614 (hierna 614 genoemd), een Relaas 359 of een PV opgemaakt.

    Bij een 614 zijn er 2 mogelijkheden:

    • De aangever aanvaardt de 614 en betaalt. Let op: de goederen mogen pas worden vrijgegeven vanaf het moment dat er betaald is. In dit scenario kan er niet gewerkt worden met borgstelling om de goederen al vrij te geven in afwachting van de betaling.
    • De aangever aanvaardt de 614 niet. Er wordt een relaas 359 opgesteld en er wordt beslag gelegd op de goederen. De AAD&A kan de aangever de gunst verlenen dat de goederen worden vrijgegeven mits het stellen van een borg waarvan het bedrag dient te bestaan uit de waarde van de goederen vastgesteld met toepassing van de gemiddelde invoerwaarde A2M/kg + de mogelijke verschuldigde invoerrechten.
      • Indien er geen borg wordt gesteld, blijven de goederen in beslag genomen. De vrijgave onder voorwaarde van borgstelling blijft altijd een gunst die door de AAD&A al dan niet wordt toegestaan.